Ga naar inhoud

3.7 Het werken met kaartlagen

Door informatie te labelen aan vast gedefinieerde thematische lagen, ontstaat er gelaagdheid in de aangeboden informatie. Filtering van deze informatie maakt het mogelijk om thematisch te ordenen. Dit betekent dat het geografisch beeld beheerd kan worden door informatie te tonen of juist niet te tonen.

Het gebruik van thematische lagen geeft de mogelijkheid om:

  • gegevens te koppelen aan een functie;
  • te koppelen aan een bronhouder en daarmee het onderhoud organiseren;
  • te zoeken en filteren;
  • verschillende beelden te generen op proces, monodisciplinair en multidisciplinair niveau;
  • informatieproducten van rampenbestrijdingsproces te definiëren en koppelen aan een laag;
  • biedt een mogelijkheid in de toekomst informatie te delen met andere GIS systemen;
  • processen zijn herkenbaar voor afnemers.

Het referentiekader Regionaal Crisisplan heeft voor de partijen werkzaam in de rampen- en crisisbestrijding processen vast gedefinieerd. Uitkomst van deze processen zijn informatieproducten die geografisch getoond kunnen worden. Door informatieproducten te voorzien van een label, kan deze worden gekoppeld aan een informatielaag in het plot.

Middels het werken van de gelijknamige benamingen in LCMS-tekst kan de gebruiker eenvoudig geografische informatie ophalen uit de viewer. Door het selecteren van te tonen lagen wordt zelf het relevante geografisch beeld opgesteld. De bediener van de viewer dient dan ook te weten dat deze zelfverantwoordelijk is voor het getoonde beeld alsmede de ingestelde filtering van informatie.

De hoofdstructuur kan gezien worden als de tabbladen in LCMS-tekst. Onder deze tabbladen bevind zich de thematische structuur gebaseerd op de processen uit de hoofdstructuur.

Regievoerend geo-informatie medewerker

Het multidisciplinaire grafisch beeld wordt opgesteld door de regievoerend geo-informatie medewerker. Dit beeld bevat informatie uit monodisciplinaire lagen en objecten.

De rol van de multidisciplinaire geo-informatie medewerker is tweeledig, enerzijds is de geo- informatie medewerker invoerder van informatie en anderzijds is de geo-informatie medewerker analist.

Door middel van autorisatiebeheer kan de toegang tot de lagen worden opgelost. Een monodisciplinaire geo-informatie medewerker kan alleen plotten op een eigen toegewezen laag. Een multidisciplinaire geo-informatie medewerker daarentegen mag plotten op alle lagen en kan daardoor gezien worden als regievoerend geo-informatie medewerker.