2. Werkwijze voor het delen van geo-informatie
2.1 Samen sterk!
Hoe werken we binnen het netwerk met elkaar samen?
Zoals beschreven in het referentiekader netcentrische crisisbeheersing bestaat een actueel gedeeld beeld uit een tekstuele beschrijving, een geografisch beeld en een mondelinge toelichting. Het geografische beeld bestaat uit verschillende kaartlagen die afkomstig zijn van de verschillende teams binnen de hoofdstructuur, de kolommen en de crisispartners.
Eigen beeld
Er zijn geografische multidisciplinaire eigen beelden van de meldkamer, CoPI, ROT, BT en het landelijke niveau. Daarnaast zijn er ook monodisciplinaire geografische eigen beelden waar iedere kolom leverancier is van deze gegevens. Hier staat geografische informatie in die afkomstig vanuit de monodisciplinaire kolom, zoals bij de politie de locaties waar de afzettingen zijn geplaatst.
Totaalbeeld
Door de kaartlagen te combineren ontstaat er een geografisch totaalbeeld. Het totaal beeld is zeer compleet en alomvattend en daardoor niet goed interpreteerbaar. Om deze reden is er een multidisciplinaire geo-informatie medewerker die een situatiebeeld oplevert.
Situatiebeeld
Het situatiebeeld is net als bij het tekstuele beeld een samenvatting van het totaalbeeld. Het situatiebeeld geeft in één oogopslag de relevante geografische componenten van de feitelijkheden van dat moment.
Aandacht voor multi- en monodisciplinair
Multidisciplinair, monodisciplinair en crisispartners leveren geografische gegevens aan zoals:
- locatie incident;
- meteogegevens;
- preparatieve informatie;
- een verkeerscirculatieplan van de politie;
- resultaten van het meetplan van de brandweer;
- opvanglocaties van bevolkingszorg;
- gewondenspreidingsplan van de GHOR;
- een inundatiemodel van het waterschap (crisispartners);
- openbare bronnen;
- basisregistraties.
Het proces informatiemanagement moet zorgen dat deze gegevens worden omgevormd naar een relevant beeld ten behoeve van het besluitvormingsproces. De gegevens kunnen op verschillende manieren worden aangeboden aan het informatiemanagement: via kaartlagen of mondeling aan de geo-informatie medewerker.
Via standaarden is het mogelijk om geografische informatie met elkaar te combineren en te delen. Via bijvoorbeeld een WMS kaartlaag is het mogelijk om een verschillende gegevens met elkaar te kunnen combineren, zoals:
- preparatieve gegevens (Bereikbaarheidskaarten, risicokaarten);
- basis registraties (BAG, TOP10NL)
- gegevens externe partijen (Rijkswaterstaat en Prorail);
- geografisch beeld vanuit andere veiligheidsregio’s of de overheid.
Inhoudelijke analyse en delen van geografische informatie
De informatieorganisatie is verantwoordelijk voor het proces delen en laten stromen van informatie. Het geografisch beeld maakt daar onderdeel van uit, want door de incidentlocatie zichtbaar te maken voor alle betrokken partijen draag je bij aan dit itgangspunt.
Naast het laten stromen van informatie zijn er inhoudelijk deskundigen die een analyse kunnen maken vanuit het monodisciplinaire proces. Een adviseur gevaarlijke stoffen berekent op basis van zijn inhoudelijke kennis een effectgebied wat geografisch omgezet kan worden in een vlak. Het is belangrijk dat die inhoudelijke analyses worden gedaan door functionarissen die inhoudelijke kennis en expertise hebben. De uitkomsten van de analyse moeten worden vertaald naar een geografisch beeld wat door de AGS zelf of door een geo-informatie medewerker ingevoerd kan worden. Op basis van dit vlak kan er vervolgens een analyse worden gemaakt welke kwetsbare objecten er zich onder dit vlak bevinden. Deze vorm van analyse maakt het werken met geografische informatie krachtig en voor de crisisbeheersing een cruciale tool.
Binnen de veiligheidsregio’s worden al Geografische Informatie Systemen (GIS) gebruikt. Via een open standaard zoals benoemd in de VERA 2.01 is het mogelijk om de dynamische geo-informatie in te lezen in de GIS applicaties en op basis daarvan nadere analyses te maken. Hiermee is er een aansluiting gemaakt op de bestaande geografische informatie systemen en de dynamische informatie die tijdens de crisis wordt aangemaakt.
2.2 Opbouw geografisch beeld
Een goede ordening van het situatiebeeld is bepalend voor de leesbaarheid. Geografische beelden hebben het voordeel dat ze naar hun aard al goed toegankelijk zijn. Door daarnaast de relevante onderwerpen te kiezen en deze uit te lichten in de vorm van (multidisciplinaire) thema’s kan bovendien de aandacht gevestigd worden op deze onderwerpen. De keuze van deze thema’s wordt bepaald – in nauwe afstemming tussen informatiemanagement en leiding & coördinatie - en geeft sturing.
Het geografisch beeld ontwikkelt zich in de tijd. Er kan sprake zijn van preparatieve data (zoals van een evenement of een BRZO-locatie). Meestal hebben we te maken met een flitsincident en wordt het geografisch beeld gestart met incidentgegevens. Later worden daar relevante datalagen aan toegevoegd voor verdere analyse. De meldkamer begint met een basisplot, dat o.a. bestaat uit de incidentlocatie, meteo, startmal en waar van toepassing, een klachtenplot of zoneringen uit planvorming. Het CoPI vult het geografisch beeld verder aan met de plaats van het CoPI, kwetsbare of risicovolle objecten, zoneringen, logistiek of themaspecifieke informatie. Als er sprake is van GRIP-2, is een weergave van de taakverdeling tussen CoPI en ROT ook wenselijk. Het ROT voegt informatie toe over effecten, scenario’s, opvanglocaties, circulatieplan en bekijkt of er meer risicovolle of kwetsbare objecten zijn rond het incident. Het is mogelijk dat het Rijk (NCC – LOCC – departementen) aanvullende informatie delen over scenario’s, zoneringen, opvang of distributie.
2.3 Regie
Hoe vullen we de regie over het beeld in?
Er is gekozen om de kaartlagen aan te laten sluiten bij de thema’s die van toepassing zijn bij de verschillende multidisciplinaire gremia. Het voordeel van vooraf gedefinieerde thema’s is: uniformiteit tussen regio’s en een landelijke werkwijze. Echter kan er bij ieder incident specifieke thema’s voorkomen die niet in figuur drie staan genoemd. Het werken met thema’s is op hoofdlijnen generiek, maar blijft maatwerk.
Hoe hangt deze regie samen met de regie over het tekstbeeld?
De geo-informatie medewerker (mono of multi) dient zelf actief op zoek te gaan naar informatie in LCMS-tekst. Daarbij ondersteunt de geo-informatie medewerker met het weergeven van geografische informatie waarmee de kolommen zelf hun eigen informatieproducten kunnen opstellen. Het resultaat van deze producten zullen uiteindelijk ook geo-componenten bevatten die getoond worden in LCMS-Plot. Dit betekent dat er ook een wisselwerking ontstaat tussen het getoonde beeld en LCMS-tekst. Een belangrijk onderdeel hiervan is de koppeling te maken tussen de tekst en de invoer van achtergrondinformatie bij symbolen/vlakken. Bijvoorbeeld wanneer een incident locatie wordt ingevoerd, zonder daarbij het adres te vermelden in de achtergrondinformatie, die juist wel is weergegeven in LCMS-tekst. De geo-informatie medewerker heeft hierbij een belangrijke brugfunctie tussen tekst en geo.
In de bijlage zijn de functieprofielen van de geo-informatie medewerker CoPI en geo-informatie medewerker ROT opgenomen. Bij gebrek aan een landelijk vastgesteld kwalificatie dossier voor de geo-informatie medewerker is uitgegaan van de opleiding voor geo-informatie medewerker (GIM) die wordt gegeven door het NIPV.
Discussie
Heb je opmerkingen of vragen over deze pagina? Neem dan deel aan de discussie.
Mogelijk dankzij de Open Source software Giscus